117 failliete advocaten is veel, maar kan ook te weinig zijn
Gewezen stafhouder Rik Crivits schreef recent een boek over de toepassing van de Insolventiewet op de vrije beroeper, in het bijzonder de advocaat. In deze bijdrage laat hij zijn licht schijnen over het aantal gefailleerde advocaten(kantoren).
Sinds 1 mei 2018 kunnen advocaten failliet worden verklaard. Advocaten en hun vennootschappen zijn immers ondernemingen, onderworpen aan de insolventiewet (Boek XX WER). Volgens de statistieken van Statbel, op basis van de Nace code 69101 ‘Activiteiten van advocaten’, zijn sindsdien en tot en met maart 2023, 117 advocaten of advocatenkantoren failliet verklaard. 32 in Wallonië, 47 in Vlaanderen, 38 in Brussel. De cijfers zijn wat onzeker, want de stafhouders van de Vlaamse balies en van Brussel Nederlands rapporteerden per eind januari 2023 slechts 19 faillissementen van advocaten of advocatenkantoren.
Is 117 op een periode van een kleine vijf jaar - gemiddeld ca. 24 per jaar - en op een populatie van een goede 19.000 advocaten - 0,6 % - veel of weinig, te veel of te weinig?
1. In de ogen van de advocatuur had het drijven van handel een zeer negatieve bijklank. Deze bijklank is blijven hangen, in de mate dat het beroep van advocaat nog steeds niet verenigbaar is met het handelaar zijn. Dat is zo te lezen in artikel 437,3° Ger. W. Die negatieve perceptie van de handelaar is niet exclusief eigen aan onze beroepsgroep. Handelaars waren de enige beroepsgroep die kon failliet verklaard worden. Dat was niet als privilege bedoeld, maar was wel de uiting van wantrouwen en misprijzen. Failliete handelaars werden per definitie behandeld als fraudeurs en in de 19de eeuw was de hen voorbehouden standaardprocedure dat ze gevangen werden gezet. Tuig!
Zeer vergelijkbaar was de categorieke oplossing die de raden van de Orde als tuchtraad nog vorige eeuw gaven aan advocaten die niet in staat waren hun schulden te betalen: schrapping! Omdat ‘de staat van insolventie volledig in strijd is met de waardigheid inherent aan het beroep van advocaat’.
2. Om te vermijden dat een advocaat in financiële moeilijkheden zou komen, hebben de balies ondertussen ingrijpende maatregelen genomen.
De balies stelden vast dat het onvermogen van een advocaat om schulden te betalen soms voortvloeide uit beroepsfouten. Zelfs een kleine vergissing kan grote schadelijke gevolgen hebben. Voor een individueel advocaat is een aansprakelijkheidsverzekering duur. Op vandaag zou een individueel jurist voor een dekking van 1.000.000 euro, makkelijk een premie van 3.500 euro moeten betalen! Om er voor te zorgen dat elke advocaat dekking zou hebben, sloten de balies een collectieve aansprakelijkheidsverzekering, met basisdekking tot 2.500.000 euro.
Een andere oorzaak van financieel débacle waarop ook advocaten weinig vat hebben, is de arbeidsongeschiktheid door ziekte of ongeval. Om daaraan te verhelpen kwam een collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering (‘Precura’) tot stand, waarvoor de balies premies betalen, zodat elke getroffen advocaat zelfs dan een redelijk inkomen kan hebben.
En als er enige andere oorzaak was van de financiële moeilijkheden, waarvoor deze twee verzekeringen geen soelaas konden bieden, was er nog steeds het Solidariteitsfonds dat occasioneel tussenkomt. Tenslotte hebben veel balies – ook de onze - op vandaag een Sociale Cel en vertrouwenspersonen. Moeilijkheden worden zo gedetecteerd en dikwijls is er een actieve tussenkomst die voor een oplossing zorgt.
Anders dan u soms zou denken: onze balies zorgen structureel voor een beschermend kussen. Er is bij advocaten een grotere solidariteit dan in andere beroepsgroepen. Die solidariteit strekt ook tot bescherming van onze cliënten.
3. Op vandaag is een faillissement voor iemand die in zware financiële moeilijkheden zit economisch gezien - op moreel vlak zal dat wel anders liggen - een voordeel. De fresh start van de gefailleerde natuurlijke persoon is geen dode letter, vermits zo goed als elke gefailleerde de kwijtschelding bekomt en zo bevrijd wordt van het gros van de schulden. Zelfs al duurt het faillissement een tijdje, dan nog zal de gefailleerde vrij snel een nieuwe activiteit kunnen opstarten. Wat hij of zij na faillissement verwerft uit een oorzaak die na faillissement is ontstaan, valt niet meer in de massa. Dat kan gaan om een erfenis, maar ook om een vergoeding voor arbeidsprestaties geleverd na faillissement.
Op vandaag is de discussie veeleer waarom een natuurlijk persoon die ondernemer is en onvermogend wordt, zo veel beter wordt behandeld dan iemand die geen ondernemer, zeg maar consument, is. Recent is dit thema weer aan de orde. Professor Ronse vond al in 1966 dat een eenvormig insolventierecht op zijn plaats zou zijn, met achterlating van het verouderd onderscheid tussen burgerlijk- en handelsrecht. Gauthier Vandenbossche stelt in een post van 4 mei 2023 op Corporate Finance Lab het verschil in tweedekansenbeleid voor ondernemer en ander natuurlijke personen in vraag.
Een illustratie hiervan was er kort na de inwerkingtreding van de wet. Een advocaat die in collectieve schuldenregeling zat, in de fase van de uitvoering van een minnelijke aanzuiveringsregeling, vroeg het faillissement aan omdat hij de boedelschulden (fiscale schulden op zijn inkomen) niet kon betalen. De ondernemingsrechtbank te Brugge deed het faillissementsvonnis op 3 december 2018 na verzet van de curator teniet. Het oordeel was dat het ‘eten van twee walletjes’ rechtsmisbruik was.
4. Waar we als beroepsgroep ook steeds meer aandacht voor hebben, is het zorgen voor de rechtmatige belangen van de rechtzoekenden, van onze cliënten zeg maar. Dat is uitdrukkelijk een taak van de communautaire Ordes, maar is vooral de zo goed als enige grond waarvoor beoefenaars van vrije beroepen van het gemeen recht afwijkende reglementen kunnen vastleggen. De Europese Unie is geen fan van reglementen die de markt compartimenteren en neigen naar corporatisme.
Een essentieel belang voor onze cliënten is dat de derdengelden die wij als advocaat voor hen ontvangen, ook bij hen terecht komen. Iedereen zal het daar wel over eens zijn. We hebben het aanvoelen dat iemand die het financieel erg moeilijk heeft, de neiging zou kunnen hebben de gelden die zij of hij ontvangt en beheert voor derden even te lenen om ‘een put’ te dichten. De tuchtrechtspraak sinds 2007 doet veronderstellen dat dit aanvoelen correct is. Meer dan 33% van de advocaten die in tucht vervolgd worden omdat ze bepaalde opeisbare schulden (zoals de baliebijdrage en overheidsschulden) ‘hardnekkig’ niet betalen, worden ook vervolgd voor het misbruik van derdengelden of van hun derdenrekening. Ook de Europese wetgever was zich daarvan bewust. Artikel 23.5 van de Herstructureringsrichtlijn van 2019, voorziet uitdrukkelijk dat langere periodes van beroepsverboden mogen worden voorzien voor failliete ondernemers die geld van derden beheren. De gerechtsdeurwaarders hebben daar gretig gebruik van gemaakt en voorzien dat een failliete gerechtsdeurwaarder minstens tot zes maanden na sluiting van het faillissement zal moeten wachten voor het beroep opnieuw op te nemen.
Het reglement dat de OVB bij inwerkingtreding van boek XX aannam hield in dat advocaten die failliet werden verklaard ambtshalve werden weggelaten van het tableau, maar ook onmiddellijk hun heropname konden vragen. Bedoeling was de balie toe te laten een controle uit te voeren en desgevallend de herinschrijving van de advocaat wiens handelen ontspoord was, te kunnen weigeren. Dat reglement is op 18 september 2020 vernietigd door het Hof van Cassatie, omdat het te veel de fresh start belemmerde. Het Hof hield geen rekening met het feit dat de bekommernis vooral derdenbescherming was, zoals ook met zoveel woorden de Herstructureringrichtlijn.
6. Wat nu reglementair overblijft is vooral een meldingsplicht (omschreven in artikel 160 bis van de Codex) die rust op elke advocaat in financiële moeilijkheden. De meldingsplicht moet ernstig moet worden genomen, om de balies toe te laten tussen te komen en de advocaat in moeilijkheden te helpen, maar ook om de derdenrekening te controleren.
De indruk bestaat dat veel meer advocaten dan deze die het melden aan de stafhouder het financieel moeilijk hebben. Wie de tuchtrechtspraak doorneemt zal vaststellen dat het soms veel verder gaat en advocaten jarenlang aangehouden wanbetalingen zonder remedie, zien culmineren in een zware tuchtsanctie.
Ik pleit voor een zakelijke benadering. Een advocaat in blijvende financiële moeilijkheden waarvoor het vangnet van de balie geen soelaas biedt, moet maatregelen nemen. De maatregel die zich finaal opdringt als de voorwaarden vervuld zijn, is het aangeven van het faillissement. Het eigenbelang van de advocaat, het belang van de balie en dat van de cliënten is gediend met deze oplossing. Het blijven aanmodderen is precies het omgekeerde en zou daarom op zich als een tuchtinbreuk op zich kunnen aangezien worden.
Als besluit: 117 failliet verklaarde advocaten is veel, maar kan helaas ook te weinig zijn.
Rik Crivits en Jens Vrebos zijn advocaat aan onze balie én auteur van het boek 'Van insolventiepreventie tot fresh start'.
Dit werk behandelt de toepassing van de Insolventiewet op de vrije beroeper, in het bijzonder de advocaat. Sinds de invoering van Boek XX WER op 1 mei 2018 kunnen ook advocaten failliet worden verklaard. De wetgever voorzag dat de toepassing van de wettelijke bepalingen in verband met het faillissement in conflict kon komen met hun deontologie als vrije beroepers. De ondernemingsrechtbank moet daarom bij elk faillissement van een advocaat de Orde van advocaten verwittigen en een medecurator aanstellen die specifiek op de deontologische aspecten moet toezien.
Het boek is te koop bij Intersentia voor 63 euro.
Schrijf u in voor de boekvoorstelling op 7 juni 2023 in Brugge en 15 juni 2023 in Kortrijk. Er wordt een broodjeslunch voorzien, en u krijgt er gratis 1 punt permanente vorming bovenop.
Reactie toevoegen