Bart's Branie | Zoals het klokje bij de advocaat tikt…
Een goede vijftien jaar geleden, om 15.00 uur, had ik een afspraak op ons kantoor met een ambtenaar. De man kwam uitleg geven over een dossier dat zowel feitelijk als juridisch, met een toch wel bijzonder specifieke regelgeving, complex was.
De jonge ambtenaar legde het mooi uit, hij gaf op geëngageerde wijze een antwoord op mijn vragen, hij had duidelijk zelf over het dossier bijzonder goed nagedacht. Maar omstreeks 16.00 uur merkte ik dat de ambtenaar begon te wringen en te draaien in zijn stoel, dat hij wat schichtig om zich heen keek. Was er een probleem met de stoelen van ons kantoor? Kwam er plots een jeugdtrauma opduiken in de geest van mijn aangename gesprekspartner? Of had hij last van intestinale klachten?
Maar goed, onverdroten stelde ik verder vragen en ik kreeg telkens mooie en duidelijke antwoorden. Rond 16.30 uur verliet de ambtenaar wat zenuwachtig en met wat snellere tred het kantoor.
Ik begreep zijn stemmingswijziging niet goed.
Pas maanden later werd het mij plots duidelijk. Zijn dienst zat er normaliter op om 16.00 uur – dit was voor mij als hard werkend advocaat compleet ondenkbaar geweest. 16.00 uur, dat is toch midden de namiddag, wie stopt er dan in vredesnaam met werken? Een stagiair die aan zijn stagemeester zou vragen om het werk te mogen beëindigen om 16.00 uur, die zou wellicht als compleet ongeschikt voor de balie verketterd worden.
En zo lopen de discussies in de AV van de OVB opnieuw in het slop. Een arbeidsovereenkomst voor advocaten, ja, eigenlijk bestaat er geen denkbare deontologische reden om daartegen te zijn, maar hoe moeten we dat oplossen? Een werknemer heeft een beperkt aantal uren, dat kan toch niet bij een advocaat? Dit maakt de advocatuur toch compleet ongeschikt voor de arbeidsovereenkomst of moeten we een uitzonderlijke regeling bedingen bij de wetgever?
We gaan ervan uit dat een advocaat nogal wat uren presteert. Dit leidt er natuurlijk toe dat het rechtbankmanagement daar wat op inspeelt, de advocaat werkt veel en hij mag dus wel even aan de kapstok hangen. Maar hoe positioneren we ons op de arbeidsmarkt van 2024?
De beenhard werkende beenhouwers, we zien ze uit het straatbeeld verdwijnen. Ook de bakkers die bij nacht en ontij aan hun oven stonden, ook die verdwijnen stapje voor stapje uit het straatbeeld.
De immer klaar staande mijnheer doktoor, ook die behoort meer en meer tot het verleden. Dit alles heeft soms onaangename gevolgen, maar dit is nu eenmaal niet omkeerbaar. Ook al worden we getroffen door krapte op de arbeidsmarkt in zo goed als alle sectoren, de hymne van de work-lifebalance die erop neerkomt dat er hoe dan ook minder gewerkt wordt, die is blijkbaar niet te keren.
Vanaf 1 januari 2025 komt er een sociaal statuut voor de magistraat, ook dit zal leiden tot meer vakantie van de magistraat, minder zittingsdagen, wellicht zo goed als geen zittingen tijdens schoolvakanties, wat veel advocaten trouwens ten zeerste zal behagen.
De balie zal zich toch eens moeten bezinnen over het klokje waarmee we ijverig onze werkmarathons blijven lopen.
Er wordt best voorzien in een diversiteit aan carrièremogelijkheden. De snoeihard werkende advocaat, die met volle ambitie zich op dossiers stort en tegen de deadlines in toch stevige procedurestukken met al dan niet nachtelijk werk klaar krijgt, dat moet verder kunnen natuurlijk. Maar ook de binnen anno 2024 normaal geachte werkschema’s werkende advocaat, ook dit moet tot de mogelijkheden behoren. Een en ander heeft dan natuurlijk wel financieel zijn weerslag. Ook daar moet iedereen zich van bewust zijn. De in Colruyt of Delhaize werkende slagers, zullen zich geen appartementen aan zee kunnen aanschaffen, de aldaar werkende bakkers zullen zich geen riant buitenverblijf in Spanje kunnen veroorloven, waar ze de hitte van de oven even kunnen omruilen voor de hitte van de Spaanse zon? De Benidorm-versie van de term “warme bakker”. En ja, het gaatje tussen wat er verdiend wordt en wat er geambieerd wordt, zal dan misschien ook wel eens af en toe met een bedrijfswagen moeten worden toegereden. Beter rechtbankmanagement (de openingsredenaar had daaromtrent een aantal interessante suggesties, daar moet toch verder eens worden over nagedacht, ook al lijken sommige suggesties meer te leiden tot regeldrift dan tot effectieve hogere efficiëntie, maar laat ons de oefening maken), efficiëntere kantoororganisatie, dit kan allemaal wel helpen maar we moeten ons van het fundamentele bewust zijn. Massaal zal er geen volk meer gevonden worden om zich te storten in een carrière-avontuur waar er niet op de uren gekeken wordt.
Algemeen maatschappelijk kan er wel gedroomd worden van mogelijkheden voor wie nog bereid is om harder dan modaal te werken. Met soepelere overurensystemen, maar het is een illusie om te denken dat dit dan exclusief voor de balie van de wetgever zou kunnen gevraagd worden. Dan kan iedereen uit vrije wil het eigen carrièrepad kiezen. Zonder dat één pad zo goed als onmogelijk gemaakt wordt. Met pensioen bonus en malus wordt er maatschappelijk toch voorzichtig een klein beetje in die richting gedacht.
De vertegenwoordigers in de AV, meestal net mensen die succesvol lange uren kloppen, moeten zich daarvan bewust zijn. Het kan aangenaam en interessant zijn hard te werken. Maar het dreigt een beetje eenzaam te worden, die groep harde werkers, zittende rond een staande klok, daterend vanuit de jaren 1900.
Bart Staelens
Reactie toevoegen