De verkeersbelasting een boedelschuld?
Onderstaand artikel is een uittreksel uit de tweedelige 'praktische gids voor faillissementscuratoren', editie 2021, van gewezen stafhouder Brigitte Vander Meulen. Lees hier meer bijdragen.
De praktische gids behandelt chronologisch en systematisch alle stappen bij de afwikkeling van een faillissement, zowel de toepassing van de faillissementswet als van boek XX WER. Het omvangrijke werk van 980 bladzijden bevat een apart modellenboek en een handige trefwoordenlijst.
U kan de twee delen voor 261,66 euro (incl. BTW) op papier en in een e-book formaat verkrijgen via Wolters Kluwer.
Wanneer tot het actief van de faling voertuigen behoren die ingeschreven staan op naam van de gefailleerde, wordt de curator hiervan door de Administratie op de hoogte gebracht en aangemaand om de nummerplaten in te dienen of aangifte van verlies te doen.
De Administratie blijft immers verkeersbelasting heffen voor alle voertuigen die ingeschreven zijn of moeten zijn in het repertorium van de Dienst voor Inschrijving van voertuigen. De Administratie houdt voor dat de verkeersbelasting die geheven wordt na datum faling, een boedelschuld is die door de curatele moet worden betaald. Dit blijkt niet (meer) correct.
Vroeger werd de verkeersbelasting geregeld in het Wetboek van de met inkomsten gelijkgestelde belastingen (WIGB), thans in de Vlaamse codex fiscaliteit.
Artikel 36 ter § 1 WIGB voorzag een onweerlegbaar vermoeden dat een voertuig in gebruik is op de openbare weg zolang het bij de Directie Wegverkeer is of moet worden ingeschreven. De Administratie oordeelde dat, naar analogie met de onroerende voorheffing, de verkeersbelasting een boedelschuld was. De rechtspraak was verdeeld maar met arrest van 26 oktober 2000 stelde het hof van cassatie dat er inderdaad een onweerlegbaar vermoeden is dat de gefailleerde eigenaar is van het voertuig en dat zolang de inschrijving niet geschrapt is, de curator het voertuig kan gebruiken. Aldus werd gesteld dat de verkeersbelasting een schuld van de boedel is.
Evenwel werd artikel 36 ter WIGB gewijzigd door de wet van 25 januari 1999 en werd het wettelijk vermoeden geschrapt. In een arrest van 17 april 2012 heeft het hof van cassatie expliciet bevestigd dat er geen wettelijk vermoeden van genot meer voorhanden is. Hieruit kan worden afgeleid dat de verkeersbelasting niet meer automatisch als boedelschuld kan worden weerhouden en dat er een in concreto beoordeling nodig is.
Maar opgelet: zelfs zo de verkeersbelasting geen boedelschuld is, toch zal de verkeersbelasting verder aangerekend worden als de nummerplaat niet wordt ingeleverd of aangegeven als verlies en zal de curator jaar na jaar zal een aanslag ontvangen. Hij doet er derhalve best aan om de nummerplaat te laten schrappen teneinde de schuldvordering niet nutteloos te laten oplopen of een schuld buiten de boedel te creëren.
Reactie toevoegen