Het retentierecht
Onderstaand artikel is een uittreksel uit de tweedelige 'praktische gids voor faillissementscuratoren', editie 2021, van gewezen stafhouder Brigitte Vander Meulen. Lees hier meer bijdragen.
De praktische gids behandelt chronologisch en systematisch alle stappen bij de afwikkeling van een faillissement, zowel de toepassing van de faillissementswet als van boek XX WER. Het omvangrijke werk van 980 bladzijden bevat een apart modellenboek en een handige trefwoordenlijst.
U kan de twee delen voor 261,66 euro (incl. BTW) op papier en in een e-book formaat verkrijgen via Wolters Kluwer.
Het retentierecht is een rechtsfiguur die reeds lang bestaat, maar die voor het eerst een wettelijke verankering kreeg in de wet van 11 juli 2013 (1) en met name door invoering van de artikelen 73-76 en artikel 58 in boek III Titel XVII hoofdstuk III van het Burgerlijk Wetboek:
Het retentierecht verleent de schuldeiser het recht om een zaak van zijn schuldenaar achter te houden zolang zijn prestatie niet is voldaan.
Evenwel is de schuldeiser-retentor niet gerechtigd om over te gaan tot realisatie van de activa die hij onder zich houdt, noch mag hij de verkoopopbrengst hiervan integraal als bevoorrecht opeisen.
De toepassingsvoorwaarden voor het retentierecht zijn de volgende:
- Er is een wanprestatie van de debiteur en er bestaat een zekere en opeisbare schuldvordering
- De retentor moet de materiële detentie van de zaak hebben en moet die op een normale en geoorloofde wijze verkregen hebben. In geval van arglist of bedrog wordt de retentor niet beschermd.
- Er moet een nauwe samenhang zijn tussen de schuldvordering en de teruggehouden zaak.
- Het retentierecht moet te goeder trouw worden uitgeoefend.
Voor de invoeging van de bepalingen in de pandwet was het zo dat het retentierecht geen voorrecht verschafte en dat het ophield te bestaan van zodra de schuldeiser zijn bezit opgaf. Hierdoor ontstond vaak een impasse: de schuldeiser weigerde de zaak uit handen te geven omdat dan zijn recht verloren gaat, anderzijds kon hij zelf het onderpand niet realiseren.
Ingevolge artikel 76 pandwet bevindt de retentor zich niet meer in de precaire situatie van voor de invoering van de wettelijke bepalingen. Hij kan gerust het goed afgeven aan de curator die het te gelde kan maken. Immers de retentor bekomt een preferentiële positie en krijgt het recht om bij voorrang boven de andere schuldeisers te worden betaald.
Met de nieuwe bepalingen is er rechtszekerheid : de gevolgen van het retentierecht worden gelijkgesteld met een pandrecht en het heeft dus een zakelijke werking.
Conflicten met derden worden wettelijk geregeld volgens het criterium van de anterioriteit.
(1) Wet tot wijziging van het Burgerlijk wetboek wat de zakelijke zekerheden op roerend goederen betreft en tot opheffing van diverse bepalingen terzake, B.S. 2 augustus 2013, aangepast door de reparatiewet van 25 december 2016, B.S. 30 december 2016 in voege sedert 1 januari 2018
Reactie toevoegen