Ivan Snick nieuwe eerste advocaat op tableau | “Ik blijf het gèren doen”

Mr. Robert Volckaert werd onlangs ere-advocaat, en zo is mr. Ivan Snick uit Ieper de nieuwe nummer 1 op ons West-Vlaams tableau. Tijd voor een gesprek!
 

Stafhouder Snick, u bent sinds kort de ‘eerste' advocaat op het tableau in West-Vlaanderen. Hoe is het destijds voor u allemaal begonnen?

Ik ben geboren in 1929 in Ieper. Ik ben rechten gaan studeren aan de KULeuven, Kortrijk bestond nog niet. Als je de rechtenstudie voltooide was je ‘doctor’ in de rechten (later licentiaat en nog later master genoemd, nvdr.). En als je een speciaal examen aflegde kon je ook meteen in het notariaat gaan werken. Ik heb dan eerst een jaar bij notaris Roberti de Winghe in Leuven gewerkt.

Op 15 mei 1960 ben ik vervolgens begonnen aan de Ieperse balie. Mijn kantoor was bij mijn grootouders in de Statiestraat. De balie van Ieper is maar ontstaan in 1952, er waren toen dus niet zeer veel advocaten op het tableau.
 

,
Tableau van 1960 van balie Ieper. De telefoonnummers bestonden soms uit maar vijf cijfers 


In mijn familie waren het nochtans allemaal dokters. Mijn vader, nonkel, grootvader. Ik was de eerste die rechten deed en advocaat geworden is. En nu is mijn zoon advocaat, en mijn dochter ook in Hasselt, en haar twee dochters aan de balie in Brussel.

Ik ben niet naar het leger moeten gaan, ik had driebroederdienst. Namelijk er waren al drie oudere broers naar het leger geweest en daardoor was ik vrijgesteld.

De stafhouder toen ik toekwam was Pieter Waterblee. Die is drie keer stafhouder geweest. Die was ook mijn patron.

Er waren zeer weinig vrouwen aan de  balie. Denise Watteyne, Hedwige Waterblee, Jannemie Cockuyt, en Beatrijs Deconinck die nu voorzitter is van het Hof van Cassatie.

 

Hoe ging de stage er aan toe?

Dat was niejt.  Bij mij was dat stafhouder Pieter Waterblee. Je mocht daar nooit bij gaan. Je deed gewoon je eigen werk voor de mensen. Hoe je de stiel dan moest leren? Gewoon doen, ondervinden. Leren bestond niet.

Ik werkte in het begin ook bij de werkrechtersraad. Dat was de voorloper van de arbeidsrechtbank. Als advocaat kon je benoemd worden om daarin te zetelen. Dat ging niet door in de rechtbank maar wel in het Stadhuis. Vader Steverlinck was daar voorzitter van. Ik was de juridisch bijzitter. En dan zetelde er ook en afgevaardigde van de werkgevers en van de werknemers. Met het gerechtelijk wetboek van 1967 is dat afgeschaft geweest.

Ik had nochtans geen speciale interesse in het sociaal recht. Dat was via via, een bevriende advocaat Jules Van Aerde zei mij dat ze iemand nodig hadden.

 

Er waren ook ‘pleitbezorgers’ volgens die oude Ieperse tableau? Wat was dat?

Wel als je toekwam op de burgerlijke rechtbank en je zei ‘ik verschijn’, zei de rechter: ‘meester, ge kunt gij niet verschijnen. Ge moet een pleitbezorger hebben’. En dat was dan iemand die… niets deed! Buiten ‘verschijnen’! Er werd effectief een verschil gemaakt tussen advocaten-pleitbezorgers en gewone advocaten. In Gent moest je zo’n pleitbezorger hebben. Zelf ben ik dat nooit geworden. Je moest daartoe benoemd worden. Met het gerechtelijk wetboek hebben ze dat ook afgeschaft.

 

Hoe kwam je aan cliënten?

Dit ging via via. Mijn vader was een gekend man in Ieper als dokter. En de mensen kwamen zo ook naar mij. En ik schreef elke week een klein artikeltje in het wekelijks nieuws. Aan het einde was er altijd een klein kluchtje, een beetje volks zo. De mensen lazen dat graag. En ik gaf ook voordrachten over de pachtwet.

 

U bent inderdaad gekend als autoriteit in het pachtrecht. Hoe is die specialisatie er gekomen?

Wel, op een goeie dag had ik een zitting op het vredegerecht in Poperinge, met Henri D’Udekem d’Acoz, “Nonkel Henri”. En we gingen achteraf een pint gaan drinken. En hij zei tegen mij “zouden we eens niet iets doen of schrijven over landpacht? Ik zal het vragen aan Larcier”. En ik zag dat wel zitten. En zo hebben wij het eerste dikke boek geschreven over landpacht. Vanaf de tweede herwerkte editie werd mijn zoon Marc ingeschakeld. Het boek is dus in totaal vier keer uitgegeven.
 

,
Boek 'De Pachtovereenkomst'


Ze vroegen van de uitgeverij wie er eerst moest staan als auteur, en dat is via kop-of-munt gegaan, en zo stond D’Udekem eerst. Nadien schreef ik nog alleen, maar D’Udekem blijf ik er toch bij vermelden als auteur. Het is dankzij hem dat dat naar Larcier gegaan is, en het was zijn initiatief.  En als het boek tegen mij gebruikt wordt in een pleitzaak kan ik zeggen  ‘dat is een hoofdstuk dat Mr. D’Udekem geschreven heeft!’

Dus zo ben ik in de pacht terecht gekomen. Ik heb honderden voordrachten gegeven. Onder andere voor de boerenbond jaarlijks met Sint-Elooi.

Ik heb dan ook een fantastisch mooie zaak gehad in Limburg, met een wijnkasteel. Ik heb daar betoogd dat het om een bezetting ter bede ging in plaats van een pacht, en ik heb dat proces gewonnen. En zo heb ik dan dat boekje geschreven over bezetting ter bede.

 

Hoe verliep de samenwerking met andere advocaten of medewerkers?

Ik heb wel heel mijn leven een goede secretaresse gehad, mijn echtgenote! Zij heeft altijd geholpen. Ze deed telefoons, klassement, dossiers klaar leggen, onthaal. Het spreekuur liep soms tot 21u.

Later in de bureau heb ik dan twee andere secretaressen gehad maar die gingen weg als ze trouwden. Maar een derde secretaresse, Christine, is haar ganse loopbaan gebleven, en nu nog komt ze langs op de bureau bijvoorbeeld bij verjaardagen.

Associaties bestonden niet vroeger, je werkte alleen. Alleen de associatie van Jacques Bogaert en Hedwige Watervliet was er, maar dat was dan ook een getrouwd koppel. Maar we hielpen mekaar wel, als de ene op reis was keek de ander ervoor en omgekeerd.

In 1996 ben ik dan met mijn zoon Marc naar het huidig pand gekomen, en hier zijn we dan begonnen met de associatie.

Da’s al een heel eind. En ik blijf maar meegaan!

 

En hebt u veel stagiairs gehad?

Ja, ik heb er heel wat gehad. Om de drie jaar waren dat nieuwe, na einde van de stage begon ieder doorgaans zijn eigen kantoor. Mijn eerste stagiair was Luc Vanryckeghem (vader van onze huidige vicestafhouder Alain Vanryckeghem, nvdr.).  En mijn zoon Marc is dan bij hem stagiair geweest.  Ik gaf ze wel wat opleiding, ik liet ze conclusies maken in ontwerp.

 

U bent ook actief geweest in de Orde en stafhouder geweest?

Ja, inderdaad. Toen waren er al heel wat meer advocaten. Maar zo heel veel hield dat niet in, tuchtvervolgingen waren niet nodig hier in Ieper. Ik heb wel één keer een huiszoeking moeten bijwonen met de Onderzoeksrechter wegens een strafklacht tegen een advocaat. Maar dat is uiteindelijk zonder gevolg verklaard.

Als stafhouder moesten we een keer per maand ook naar Brussel, naar de Nationale Raad (huidige OVB, nvdr). Wij hadden daar niks te zeggen! Het was Antwerpen die het zei, en Brussel, en Luik. Maar de West-Vlamingen zaten aan de kant in de hoek, niets te zeggen.

De sfeer aan de balie in Ieper was fantastisch. Dat was een vriendenkring. Ieder jaar gingen we op reis. Met de bus naar Parijs, naar Luxemburg etc. met overnachten, fantastische sfeer. Geen ruzie. We waren ook met niet veel.

 

Hoe waren de contacten met de magistratuur?

Er waren hier maar drie rechters voor de rechtbank van eerste aanleg, die deden alles. Jeugd, correctioneel, burgerlijk. Jeugd was de ‘kinderrechter’.   Ik ben zelf nog plaatsvervangend rechter geweest in de eerste aanleg, samen met rechter Mertens. Dat waren correctionele zaken. De koophandel was samen met Veurne.

Qua vredegerechten heb ik ongeveer alles van Vlaanderen gezien. Door mijn boek, de notarissen kennen dat, kwamen de mensen naar mij. Ze verwezen eerst door naar D’Udekem. Maar dendien was nooit in zijn bureau. En dan kwamen ze naar Snick.

 

En hoe actief ben je nog vandaag als advocaat? Je komt nog steeds naar de bureau?

Ja, elke dag. Ik blijf dagelijks werken. Ik kom naar de bureau en ik werk aan pachtdossiers. Ik kan het niet laten, Ik doe wel niets met de computer, ik dicteer alles.

Mijn boek was ook gedicteerd, hele pakken waren dat die uitgetypt naar Larcier vertrokken.

Ik blijf ook artikels schrijven, ik ben nu bezig met mijn commentaar op het nieuwe pachtdecreet voor het Rechtskundig Weekblad.

Mijn vrouw zou willen dat ik minder. Maar ja, ik blijf het gèren doen. De bureau is mijn thuis.

 

Wat is je raad voor jonge advocaten?

Specialisatie! Daardoor krijg je veel zaken van overal in het rond. En eenmaal je de cliënt binnen hebt, komen ze ook met andere zaken.

Ik doe het nog altijd gèren. Ik heb het altijd gèren gedaan.

 

Hartelijk dank stafhouder Snick!

 

 

(FVI en AV)

Commentaar

Lut Godderis

Geachte Meester Ivan Snick,
Proficiat en dank om dit mooi verhaal te delen.
Het beste voor U en uw echtgenote.

Lut Godderis
Veurne

Geplaatst op vr, 19/04/2024 - 15:11
jan vandendriessche

proficiat met je carrière.
Jan Vandendriessche

Geplaatst op di, 23/04/2024 - 16:57
Rik Verstraete

Mooi verhaal, schitterende carrière.
Wat je graag doet, doe je goed!

Geplaatst op di, 23/04/2024 - 18:40
De Groote Hans

Proficiat met zo een carrière!

Geplaatst op wo, 24/04/2024 - 11:16
Ignace Laplaese

Felicitaties voor een grote meneer!

Geplaatst op ma, 29/04/2024 - 09:35

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.