OVB onder de loep | Verslag AV 25 juni 2025

Vicestafhouder Stefan Pieters rapporteert over de algemene vergadering van de OVB.

 

1. 
Net zoals elke andere Orde heeft ook de OVB een budget uiteraard. Dat wordt nauwgezet opgevolgd door Kim Breydels, die er na jaren onverdroten inzet in slaagt om zeer realistische inschattingen te maken van de inkomsten en uitgaven die voor het daaropvolgende jaar mogen worden verwacht. Dat zorgt voor een grote mate van voorspelbaarheid en ook accuraatheid met weinig verrassingen. Wat natuurlijk niet wegneemt dat er zich steeds een onverwachte gebeurtenis kan voordoen met al dan niet wezenlijke impact.

Maar dit jaar was dat dus niet zo. Dit bleek uit de toelichting die bestuurder Hans De Meyer gaf bij de jaarrekening over het jaar 2024. Overigens zijn de financiën van de OVB geen mysterieus gegeven die in geheime kamers worden besproken en beslist. Vooreerst is het de Algemene Vergadering die op voorstel van de Raad van bestuur het budget goedkeurt. En daarnaast wordt het allemaal intern opgevolgd maar er is ook controle à posteriori van de commissie financiën dat samengesteld is uit leden van diverse balies en onafhankelijk van de OVB, de Raad van bestuur en de Algemene Vergadering alles onderzoekt en controleert.

Finaal is het uiteraard de Algemene Vergadering die afklopt. En dus na goedkeuring van het budget voor 2025 eind 2024, volgde op deze editie de goedkeuring van de jaarrekening over 2024 en de daarbij horende kwijting van de leden van de Raad van bestuur.

Overigens zit er nog een schakel in het controle parcours: de commissaris-revisor, van wie het mandaat werd vernieuwd voor een termijn van 3 jaar.

 

2.
Jaarlijkse stemming deelnameprijs stagiairs bijdragen BUBA-lessen (2024-25).

Bij de hernieuwing van de beroepsopleiding in 2020 werd er voor gekozen om de Algemene Vergadering elk jaar aan de hand van een overzicht van de actuele kosten van de lopende BUBA-opleiding een voorstel van de Raad van bestuur voor de kostprijs van deelname goed te keuren. De kostprijs werd vastgelegd op 1.350,00 EUR. Een aantal factoren die zorgen voor een stijging zijn onder meer het wetboek dat ondertussen, dankzij een (te?) overijverige wetgever, dusdanig omvangrijk is geworden dat het in verschillende onderdelen moet gedrukt worden.

 

3.
De OVB-bijdrage per advocaat van elke balie wordt samen met het budget bepaald. De uiteindelijke totale bijdrage per balie is een vermenigvuldiging van het aantal advocaten die zijn ingeschreven op 1 december van elk kalenderjaar. Dit heeft als probleem dat advocaten die hun weglating vragen op 31 december wel nog in rekening worden gebracht om te bepalen welke bijdrage elke balie moet betalen aan de OVB. Terwijl daar natuurlijk geen bijdrage van de weggelaten advocaten tegenover staat, want die wordt doorgaans maar op 1 januari vastgesteld.

Er zal onderzocht worden of er andere manieren zijn om het tijdstip waarop het aantal advocaten per balie bepaald worden te bepalen. 

 

4.
Het jaarverslag cel Anti-witwasregeling werd uitgesteld naar de vergadering van september 2025.

 

5.
In het verslag van de Algemene Vergadering van mei (
hier te raadplegen) stond ik al uitgebreid stil bij een aantal voorgenomen wijzigingen van de CDA met betrekking tot de verplicht in de stageovereenkomst op te nemen bepalingen. Er was een mogelijkheid gegeven tot amendering en daar is ook gebruik van gemaakt.
Na advies van de commissie deontologie en onderzoek met navolgend verslag en advies van de cel evenredigheid werden uiteindelijk volgende wijzigingen aangenomen door de Algemene Vergadering op 25.6.2025:

Wat zijn die wijzigingen nu:

  • In artikel 31 bis wordt er na het 4de streepje een nieuwe bepaling opgenomen die luidt als volgt:

    de beperking van de beroepsaansprakelijkheid van advocaat-stagiair volgend uit de behandeling van zaken voor de stagemeester of het kantoor en dit, voor zover wettelijk toegelaten, tot het bedrag van de basis dekking van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van de advocaat-stagiair

    U weet wellicht dat door een wijziging aan de buitencontractuele aansprakelijkheid met de invoering van boek 6 rechtstreekse vorderingen in bepaalde gevallen mogelijk zijn. Dat is natuurlijk niet beperkt tot advocaten-stagiairs maar kan ook voor medewerkers. Met medewerkers zijn er zelden overeenkomsten en daar moet elke advocaat toch even bij stilstaan hoe dit best kan aangepakt worden.
    Als u nog even wat meer wil lezen over de afschaffing van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent, dan kan u terecht op de website van de Orde van Vlaamse Balies.
     
  • Na voormelde invoeging komt er meteen een andere invoeging:

    de verplichting van de stagemeester om, buiten de gevallen van opzet of van een anderszins onverzekerde fout van de advocaat-stagiair, de advocaat-stagiair te vrijwaren tegen aanspraken van de cliënten van de stagemeester of van het kantoor die de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering van de advocaat-stagiair overschrijden.

    Van waar komt dit?
    Momenteel ligt toekomstig boek 7 B.W. voor in het parlement. Er werd een amendement ingediend door Mr. Bogaerts (balie Antwerpen) om specifiek het hoofd te bieden aan een mogelijke invoeging van een artikel 7.4.35 B.W. waarin een mogelijkheid is voorzien voor het instellen van een rechtstreekse contractuele vordering. Artikel 7.4.35 B.W. heeft het over plaatsvervanging van een lasthebber en de voorgestelde tekst luidt:

    Art. 7.4.35. Plaatsvervanging van de lasthebber 
    § 1. Plaatsvervanging in de zin van dit artikel is de handeling waarbij de lasthebber een derde opdraagt het voorwerp van de lastgeving geheel of gedeeltelijk uit te voeren voor rekening van of in naam en voor rekening van de lastgever. 

    § 2. Plaatsvervanging wordt vermoed toegelaten te zijn, behoudens tegenbewijs. 
    § 3. Indien de plaatsvervanging niet is toegestaan, staat de lasthebber in voor de goede uitvoering van de lastgeving door de plaatsvervanger. Indien de plaatsvervanging is toegestaan, staat hij alleen in voor de keuze van zijn plaatsvervanger. Hij is niet aansprakelijk indien de plaatsvervanger een van de personen is die door de lastgever is toegestaan om in zijn plaats te handelen. 
    § 4. Indien de plaatsvervanging niet is toegestaan, heeft de lastgever een rechtstreekse vordering tegen de plaatsvervanger. Indien de plaatsvervanging is toegestaan, bestaat tussen de lastgever en de plaatsvervangende lasthebber een rechtstreekse contractuele verhouding en kunnen zij derhalve tegen elkaar optreden

    Uiteraard moet boek 7 nog volledig afgehandeld worden binnen de Kamer en zijn er nog wijzigingen mogelijk, maar het gaat hier niet over volledige nieuwe zaken (maar ze worden thans wel uitdrukkelijk voorzien in de wet) en dus werd het door de Algemene Vergadering wijs geacht om hier iets voor te voorzien.

    De aangenomen tekst is uiteindelijk een voorstel van de Raad van bestuur om te zorgen dat er alvast een regeling voorhanden is om de advocaten-stagiairs maximaal te beschermen binnen de limieten die de wet biedt.

    Ook hier geldt natuurlijk dezelfde opmerking voor medewerkers, die blootgesteld zijn aan hetzelfde risico.
     
  • Wat nu nog het zesde streepje is in artikel 31 bis CDA en als volgt luidt:

    het recht op afwezigheid met behoud van vergoeding voor de voorbereiding van de examens tot het behalen van het bekwaamheidsattest (art. 46 Codex Deontologie), met een minimum van 5 werkdagen;

    Zal als volgt luiden:

    het recht op afwezigheid met behoud van vergoeding voor de voorbereiding van de eerste-zittijd-examens tot het behalen van het bekwaamheidsattest, zoals bedoeld in artikel 40, waarbij de advocaat-stagiair minstens de vijf werkdagen voorafgaand aan het eerste examen en de daaropvolgende examendagen tot en met de dag van het laatste examen afwezig mag blijven;

    Er is de voorbije jaren herhaaldelijk discussie geweest over wanneer de minimum 5 dagen gerechtigde afwezigheid precies ingingen en hoe die dus moesten berekend worden. Om al deze discussie (die soms fel konden zijn) uit te sluiten werd er dus gekozen voor duidelijkheid: er is recht op afwezigheid van 5 dagen in de week voorafgaand aan het eerste examen tot en met het laatste examen.
     
  • Na het allerlaatste streepje over de Salduz-permanentie wordt een bijkomende bepaling opgenomen, die luidt als volgt:

    in voorkomend geval: de afspraken over de deelname van de advocaat-stagiair aan de wachtdiensten die het BJB organiseert, waarbij de vergoeding voor die prestaties uitsluitend toekomt aan de advocaat-stagiair. Van dat principe kan enkel worden afgeweken voor prestaties op werkdagen tussen 07.00 uur en 19.00 uur en voor zover partijen dit voorafgaand schriftelijk zijn overeengekomen in een door de stagecommissie goedgekeurde overeenkomst.

    De bedoeling is dezelfde als wat beoogd wordt met de bepaling over de Salduz permanentie maar dan voor alle overige wachtdiensten die het BJB organiseert.
     
  • En tenslotte wordt artikel 31 bis tweede tot vijfde lid vervangen door volgende tekst:

    “In regel is de stageovereenkomst een duurzame verbintenis tussen stagemeester en advocaat-stagiair die geldt voor de volle periode van drie jaar. Niettemin moet de stageovereenkomst voorzien dat elke partij deze voor het einde van de stage eenzijdig kan opzeggen met inachtneming van een opzeggingstermijn. De opzeggingstermijn die de stagemeester in acht moet nemen, mag niet korter zijn dan drie maanden en de opzeggingstermijn die de advocaat-stagiair in acht moet nemen niet langer dan drie maanden.

    Wanneer partijen voorzien in een ‘tegenopzegging’ voor de stagemeester dan moeten ze dat ook voorzien voor de advocaat-stagiair. In dat geval is de tegenopzeggingstermijn van de stagemeester niet korter dan één maand en die van de advocaat-stagiair niet langer dan één maand.

    De advocaat-stagiair staat ervoor in dat hij onmiddellijk een nieuwe stagemeester heeft op het ogenblik waarop de beëindiging ingaat.

    Wanneer partijen voorzien dat de stagemeester tijdens de opzeggingstermijn de advocaat-stagiair kan vrijstellen van prestaties, dan kan dit enkel onder voorwaarde van doorbetaling van de vergoeding van de advocaat-stagiair. De stagemeester blijft er ook in een periode van vrijstelling van prestaties op toezien dat de advocaat-stagiair aan al zijn stageverplichtingen kan voldoen.

    De overige gemeenrechtelijke wijzen van beëindiging van de stageovereenkomst blijven door dit artikel onverlet.”

    De opzeggingstermijn is niet langer verplicht 3 maand, maar wel minimum 3 maanden. Als er een mogelijkheid voor tegenopzegging voor de stagemeester voorzien wordt in de overeenkomst, moet dat nu ook zo zijn voor de advocaat-stagiair. Er wordt ook ingeschreven dat de advocaat-stagiair dient te beschikken over een nieuwe stagemeester vanaf het ogenblik waarop de stageovereenkomst een einde neemt.
     
  • Let op voor de inwerkingtreding!
    De wijzigingen treden in werken 3 maanden na publicatie in het B.S.
    maar zijn dan van toepassing op de lopende en de nieuwe stageovereenkomsten.
    Pas dus tijdig uw overeenkomsten aan en hou alvast rekening met deze bepalingen bij het afsluiten van nieuwe overeenkomsten.

 

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.