Tucht? Bepaald geen klucht! | Het salomonsoordeel

Welke rol speelt de stafhouder bij tuchtonderzoeken? Hoeveel dossiers werden het afgelopen gerechtelijk jaar geopend? En wat zijn de grootste pijnpunten? Onze directeur Sophie Isebaert geeft een heldere inkijk in de werking binnen onze balie.

 

‘Wat houdt de functie van stafhouder in?’ Het zou een quizvraag kunnen zijn waarop menig doorwinterd quizzer zijn tanden stuk bijt.

In de wandelgangen leeft vaak het idee dat de stafhouder en de raad van de Orde heer en meester zijn als het op tucht aankomt. Maar dat is een misvatting.

Eerder las u in Henri al een analyse van het College van Toezicht over het gerechtelijk jaar 2023-2024.

In dit artikel gaan we dieper in op de tuchtwerkzaamheden van Balie West-Vlaanderen in het gerechtelijk jaar 2024-2025.
 

1. Tucht: wie doet wat? Een snelle ‘recap’

Het uitspreken van tuchtsancties is de uitsluitende bevoegdheid van de Tuchtraad en de Tuchtraad van Beroep.

De Tuchtraad zetelt op het niveau van het Hof van Beroep en is samengesteld uit gewezen stafhouders en raadsleden van het rechtsgebied. Noch de zittende stafhouder, noch de zittende raadsleden zijn derhalve betrokken bij de uiteindelijke uitspraak.

De Tuchtraad wordt wel gevat door de stafhouder: hij leidt lokaal de tuchtonderzoeken en verwijst het dossier naar de Tuchtraad, wanneer hij overtuigd is van het bestaan van deontologische inbreuken.

De Tuchtraad hoort de advocaat in openbare zitting. De stafhouder is ook aanwezig op deze zitting maar is geen partij: hij brengt verslag uit over het gevoerde onderzoek en licht zijn verwijzingsbeslissing toe.

Het is de Tuchtraad die vervolgens oordeelt of de feiten al dan niet bewezen zijn en die de strafmaat bepaalt.

Tegen de  beslissingen van de Tuchtraden zijn de gewone rechtsmiddelen van toepassing. Een voorziening in cassatie is mogelijk, wanneer alle gewone rechtsmiddelen zijn uitgeput.

Ook de stafhouder kan hoger beroep instellen tegen een beslissing van de Tuchtraad. Indien hij dit doet, wordt hij procespartij.
 

2. Het veldwerk van de stafhouder

De stafhouder heeft in zijn hoedanigheid van hoofd van de Orde  een helicopterview. Hij weet als geen ander waar het desgevallend fout loopt. Hij is immers het eerste aanspreekpunt voor rechtzoekenden en advocaten bij eventuele deontologische problemen.

Dagelijks wordt formeel, dan wel informeel, om zijn tussenkomst gevraagd. Zo filtert hij de  ernstige klachten, om daarover een onderzoek op te starten en later eventueel door te verwijzen.

Hoe gaat dit in zijn werk?
 

a. Informele verzoeken tot tussenkomst

  • De hoofdmoot van de dossiers betreft informele verzoeken tot tussenkomst.

    Tussen 1 september 2024 en 31 augustus 2025 registreerde het departement maar liefst 495 nieuwe dossiers. 181 verzoeken tot tussenkomst gingen uit van een rechtzoekende. In de 314 overige dossiers ging het initiatief uit van een advocaat van deze of een andere balie. 422 van deze dossiers zijn intussen al afgesloten.
     s
     Als de stafhouder door rechtzoekenden wordt aangeschreven, neemt hij in eerste instantie een bemiddelende rol op. Hij schrijft de advocaat in kwestie aan om diens standpunt te kennen en koppelt vervolgens terug naar de rechtzoekende.

    In de meeste gevallen blijkt er ruis op de lijn te zitten. Rechtzoekenden hebben de dag van vandaag een eigen kijk op hoe de procedure moet gevoerd worden. Daarbij verliest men soms uit het oog dat de advocaat zich onafhankelijk moet opstellen en als dominus litis moet bepalen bij welke aanpak de belangen van zijn cliënt het best gediend is.

    In bepaalde gevallen is er een gebrekkige communicatie door de advocaat in kwestie. De tussenkomst van de stafhouder blijkt in dergelijke gevallen te volstaan. Waar het signaal van de stafhouder niet tot de nodige actie leidt, kan de stafhouder ambtshalve een tuchtonderzoek openen (zie verder).

    Verzoeken tot tussenkomst in discussies tussen advocaten hebben zonder uitzondering een deontologische inslag. Vertrouwelijkheid van briefwisseling, discussies tussen opvolgende advocaten en onconfraternele gedragingen komen daarbij het vaakst voor.

    De stafhouder neemt autonoom een beslissing, indien enkel advocaten van de eigen balie in het conflict betrokken zijn. Als de klacht gericht is tegen of uitgaat van een advocaat van een vreemde balie, trachten de stafhouders gezamenlijk tot een standpunt te komen.

    Ook hier volstaat deze tussenkomst vaak om het conflict te beëindigen. Uitzonderlijk resulteert het verzoek tot tussenkomst in een stafhouderlijke vermaning of een tuchtonderzoek.

b. Tuchtklachten en ambtshalve tuchtonderzoeken.

  • Waar de verzoeken tot tussenkomst meestal een relatief eenvoudige insteek hebben, is dat niet het geval voor de tuchtdossiers.

    De tuchtdossiers zijn dossiers waarin de stafhouder een onderzoek voert naar het al dan niet bestaan van ernstige deontologische inbreuken.

    De stafhouder start bepaalde tuchtonderzoeken ambtshalve.

    Onregelmatigheden met betrekking tot de derdenrekening of de permanente vorming vallen bij uitstek onder deze categorie, maar ook wanneer de stafhouder vaststelt dat er al te veel gelijkaardige klachten tegen een welbepaalde advocaat zijn. Ook korpsoversten van de rechtbanken kaarten onregelmatigheden aan, met een tuchtonderzoek tot gevolg.

    Bij de tweede categorie van tuchtonderzoeken ligt een formele klacht (artikel 458 Ger.W.) van een advocaat of een rechtzoekende aan de basis.

In het gerechtelijk jaar 2024-2025 opende de stafhouder in totaal 52 tuchtonderzoeken.

,

29 daarvan waren het gevolg van een formele klacht.

In 23 daarvan nam de stafhouder een sepotbeslissing. De meeste klachten betroffen de kiesheid, waardigheid en rechtschapenheid van het beroep, maar bleken na onderzoek hetzij ongegrond, hetzij geen tuchtrechtelijke feiten te betreffen.

Ambtshalve opende de stafhouder 23 tuchtonderzoeken.

In die tuchtonderzoeken zijn de feiten uiteenlopend. Het betreft mogelijks grove nalatigheden als gerechtelijk mandataris, onregelmatigheden met de derdenrekening of schending van het beginsel van kiesheid, waardigheid en rechtschapenheid.

In de meeste van deze dossiers stelt de stafhouder een onderzoeker aan. Die hoort de advocaat in kwestie en onderzoekt de voorgelegde stukken, waarna hij of zij verslag uitbrengt. Op basis van dit verslag beslist de stafhouder om al dan niet door te verwijzen naar de Tuchtraad.

Het is een uitdaging om ambtshalve tuchtonderzoeken binnen het lopend jaar af te ronden. Slechts 2 van de 23 tuchtonderzoeken, die het afgelopen gerechtelijk jaar werden opgestart, konden worden afgerond en doorverwezen naar de Tuchtraad.

De stafhouder nam evenwel een beslissing tot doorverwijzing naar de Tuchtraad in 12 dossiers, waarvan het  onderzoek geopend werd vóór 1 september 2024. Het gros van de doorverwezen dossiers is momenteel hangende voor de Tuchtraad of de Tuchtraad van Beroep.
 

3. Een greep uit de recente tuchtuitspraken met betrekking tot onze balie

  • De Tuchtraad van Beroep oordeelde in januari 2025 over de volgende feiten:

    - het niet of uiterst slordig opvolgen van de financiële administratie van het kantoor,
    - onregelmatigheden inzake het beheer van de derdenrekening (o.m. een aanzienlijk passief dat niet overeenstemde met het saldo per 31/12)
    - niet naleven van de voorwaarden, opgelegd in een eerdere beslissing van de Tuchtraad.

    De Tuchtraad van Beroep noemde de feiten bijzonder ernstig en was van oordeel dat ze wijzen op een hardleerse en koppige houding.

    Niettemin merkte de Tuchtraad van Beroep op dat betrokkene een zekere inspanning leverde om de tekorten aan te zuiveren. Nadat in eerste aanleg de schrapping was uitgesproken, herleidde de Tuchtraad van Beroep de sanctie tot een schorsing van 6 maanden, waarvan 4 maanden met uitstel onder voorwaarden.

 

  • De Tuchtraad van Beroep oordeelde in februari en maart 2025 over 2 gelijkaardige zaken met betrekking tot 1 bepaalde advocaat, waarin deze naliet zijn gerechtelijke mandaten als schuldbemiddelaar deskundig en diligent te behandelen. Daartoe tot verantwoording geroepen door de stafhouder, getroostte de betrokken advocaat zich evenmin de moeite om diens briefwisseling te beantwoorden. In beide tuchtdossiers samen bleven maar liefst 13 brieven onbeantwoord.

    De Tuchtraad van Beroep bevestigde telkens de uitspraken van de Tuchtraad, waarbij 4 maanden schorsing resp. 6 maanden schorsing werden opgelegd.

    In de tweede procedure evenwel had de Tuchtraad de schrapping uitgesproken, na te hebben vastgesteld dat de schorsing van 6 maanden een derde schorsing betrof voor de betrokken advocaat. De Tuchtraad van Beroep maakte de schrapping evenwel ongedaan, nu de feiten waarvoor de advocaat vervolgd werd, gepleegd werden in de periode die voorafging aan de eerste schorsing. Er kon derhalve geen toepassing gemaakt worden van artikel 460, lid 2 Ger.W.
     

4. Uitdagingen

De olifant in de kamer heet ‘communicatie’. Waarom hoort u zo weinig over lopende tuchtzaken of tuchtuitspraken?

Artikel 460 Ger.W. bepaalt dat de bekendmaking van een tuchtsanctie zoals schorsing of zelfs schrapping, enkel door de tuchtraad kan worden bevolen. De tuchtraad moet dit uitdrukkelijk motiveren. Bekendmaking is met andere woorden een aparte bijkomende sanctie in de huidige stand van het advocatentuchtrecht, die met de nodige omzichtigheid wordt toegepast door de tuchtraden.

Dit laatste noodzaakt de stafhouder en de leden van de raad vaak tot discretie en stilzwijgen over de gevoerde tuchtprocedures.

Dit wekt -begrijpelijk- wantrouwen onder de advocaten, en bracht de schrijvers van de revue aan onze balie er vorig jaar zelfs toe hun voorstelling ‘de klucht van de tucht’ te noemen, jawel.

De beslotenheid staat trouwens ook in contrast met de relatieve transparantie inzake tucht in de magistratuur. Er is nochtans een wezenlijk verschil in benadering. Waar de magistratuur een publieke functie heeft en optreedt in naam van de staat, dient het optreden van de magistratuur transparant te zijn ten opzichte van de burger. Het optreden van advocaten en per definitie dat van de stafhouder wordt gekenmerkt door beroepsgeheim en vertrouwelijkheid.

Actueel ligt een hervorming van het advocatentuchtrecht op tafel. Te verwachten valt dat het wetsontwerp voorziet in onder meer een grotere transparantie, voornamelijk ten aanzien van de klager. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
 

Een tweede uitdaging bestaat in het effectief beteugelen van tuchtvergrijpen.  In het overgrote deel van de doorverwezen dossiers oordeelde de Tuchtraad dat de feiten bewezen zijn. Uitzonderlijk is er vrijspraak voor 1 of meerdere van de tenlasteleggingen. Dit sterkt ons alvast in onze aanpak: de stafhouder en de aangestelde onderzoekers leveren grondig en kwalitatief werk.

De door de tuchtraad opgelegde sancties missen evenwel naar het oordeel van de ‘rechtgeaarde’ advocaat al eens een ontradend of bestraffend effect. Een waarschuwing of berisping komt vaker voor dan wenselijk geacht. Schorsing of schrapping komt vaak pas op de proppen bij herhaling.

In sommige gevallen is dit moeilijk te plaatsen, maar dan behoudt de stafhouder de mogelijkheid om hoger beroep aan te tekenen tegen een beslissing, waardoor hij -anders dan in eerste aanleg- wél procespartij wordt en kan pleiten over de strafmaat.

Tuchtprocedures zijn bovendien vaak een werk van lange adem. Bepaalde feiten zijn bijzonder ernstig te noemen en de publieke opinie verwacht bijgevolg dat hieraan met bekwame spoed een einde gesteld wordt.

Toch kunnen er een paar jaren verstrijken alvorens een ernstige sanctie definitief wordt: de huidige reglementering waarbij alle rechtsmiddelen kunnen uitgeput worden is daar niet vreemd aan. Verzet na verstek blijft vooralsnog mogelijk in ons huidige tuchtrecht, ook tijdens de beroepsprocedure.

Ook daaraan remedieert de op til zijnde hervorming van het tuchtrecht. Hoog tijd dus dat die hervorming er komt.

Ondertussen wordt naarstig verder gewerkt binnen onze ‘tuchtcel’, al blijven we uitzien naar de dag dat onze taak overbodig wordt en alle advocaten netjes binnen de lijntjes kleuren…

 

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.