
Tuchtrecht in West-Vlaanderen: brave middenmoot of stiekem stout? | Het salomonsoordeel
Een analyse van het jaarverslag 2023-2024 van
het College van Toezicht door mr. Dries Lowyck
Het College van Toezicht is een onafhankelijk toezichtsorgaan opgericht door de OVB. Het ziet op onafhankelijke wijze toe op het tuchtbeleid van de stafhouders en de voorzitters van de tuchtraden. Dit college controleert, rapporteert en adviseert omtrent het advocatentuchtrecht in Vlaanderen.
Het College van Toezicht publiceerde dit jaar zijn vijfde jaarverslag over de werking van het advocatentuchtrecht in Vlaanderen in het gerechtelijk jaar 2023-2024. Een droge opsomming van cijfers? Zeker niet. Het verslag biedt een spiegel: waar staan we als balie, en hoe verhouden we ons tot de rest van Vlaanderen?
West-Vlaanderen in cijfers
Onze stafhouder werd in het betreffende gerechtelijk jaar 461 keer aangesproken. Dat leverde 37 effectief geopende tuchtdossiers door de stafhouder op. Daarvan werden 14 geseponeerd en 7 doorverwezen naar de tuchtraad. In de resterende 15 dossiers is het tuchtonderzoek nog lopende bij de stafhouder en is er nog geen (sepot- of verwijzings)beslissing genomen.
Een vergelijking met het gerechtelijk jaar 2022-2023 leert ons dat er toen slechts 4 dossiers werden doorverwezen naar de tuchtraad.
Wie dient klachten in?
De meeste klachten komen van cliënten die ontevreden zijn over de dienstverlening, ereloonkwesties of communicatie van hun advocaat. Daarnaast zijn er ook klachten van confraters, vaak rond (on)confraterneel gedrag, evenals van magistraten zoals bijvoorbeeld m.b.t. gedragingen ter zitting.
Ook de stafhouder zelf opent ambtshalve dossiers o.m. bij inbreuken op de permanente vorming, misbruik van het BJB-systeem, inbreuken op reglementering derdengelden, nalatigheden bij bewindvoering, kennisname van strafrechtelijke feiten,...
Hoe verloopt dit?
Bij ontvangst van een klacht gaat de stafhouder altijd over tot een onderzoek en waaruit moet blijken of de klacht een feitelijke grondslag heeft én of de feiten een inbreuk zijn op onze deontologie. Elke betrokken partij krijgt de kans om zijn standpunt toe te lichten. In sommige gevallen wordt ook een onderzoeker aangesteld om het dossier grondig door te lichten.
Pas daarna wordt beslist tot: ofwel een sepot (onontvankelijk, ongegrond of onvoldoende gewicht), ofwel een doorverwijzing naar de tuchtraad.
Dit zorgt ervoor dat elke klacht ernstig en op tegensprekelijke wijze wordt behandeld, ook al eindigt uiteraard niet elke melding in een sanctie of doorverwijzing naar de tuchtraad. De hoger vermelde cijfers tonen dit duidelijk aan.
Heel wat dossiers worden geseponeerd omdat ze onvoldoende zwaarwichtig zijn of eenvoudigweg niet deontologisch relevant.
Advocaten worden, veelal tot hun ongenoegen, geconfronteerd met een verzoek van de stafhouder tot inname van een standpunt n.a.v. een klacht van een cliënt, ex-cliënt of tegenpartij (in persoon). Een klacht die ook soms zonder veel grond of eerder lichtzinnig is. Het College herinnert er echter in zijn verslag aan dat ook lichtzinnige tuchtklachten een antwoord behoeven. Die klachten gaan veelal uit van de personen die onvoldoende vertrouwd zijn met de tuchtprocedure en allicht daarom ook het meest nood hebben aan uitleg. Dergelijke klachten moeten weliswaar (terecht kordaat) afgewezen worden maar er moet ook blijk worden geven van empathie. Dit is terecht. De klager mag immers nooit het gevoel krijgen dat de balie klachten intern en informeel ‘onder elkaar’ afhandelt. Transparantie en zorgvuldige communicatie zijn essentieel om vertrouwen te behouden:
Justice must not only be done but must also be seen to be done. (Lord Hewart)
In eerste instantie wordt aan onze balie gekeken of de klacht mogelijk vatbaar is voor een minnelijke oplossing. Als de feiten te ernstig zijn of een minnelijke oplossing blijkt niet mogelijk, wordt de procedure verdergezet.
Wat staat bovenaan bij de inbreuken op onze deontologie?
Met stip: permanente vorming. Het merendeel van de dossiers ging hierover. Daarnaast kwamen ook derdengelden en witwasverplichtingen in beeld, zij het in beperkter aantal.
Het toont aan dat het vaak niet de “zware integriteitsschendingen” zijn die ons parten spelen, maar de “vergeten verplichtingen” en nalatigheden.
Braaf of stout?
Wie het verslag doorbladert, kan niet om de vergelijking heen.
- West-Vlaanderen: 37 dossiers op 1.384 advocaten (2,67%).
- Dendermonde: koploper met 5,96%.
- Gent en Oudenaarde scoren ook hoog (boven 5%).
- Brussel NL (0,42%) en Leuven (0,95%) zijn de “braafste kinderen van de klas”.
Onze balie dus? De middenmoot: niet stout, niet overdreven braaf, maar met werkpunten. Het verslag toont aan dat er effectief aan (tucht)handhaving wordt gedaan aan onze balie.
Deze cijfers zeggen in feite niet alles. Mr. Crivits haalde het in zijn analyse op het jaarverslag 2022-2023 al correct aan: “met acht Vlaamse stafhouders, die elk hun eigen invulling geven aan het toezicht, is er sprake van diversiteit in de toepassing van het tuchtrecht”.
De ene stafhouder is strenger dan de andere wat eerder leidt tot “stout of braaf” in deze cijfers. De ene balie is niet “stouter dan de andere”, vooral de gestrengheid van de stafhouder speelt een rol en het is ook deels in die zin dat deze cijfers moeten gelezen worden. Registratie van tuchtdossiers over de balies heen, het sepotbeleid en motivering zou duidelijker zou moeten zijn voor de uniformiteit. De kennisdatabank van de OVB en meer specifiek naar de tuchtdatabank waar de finale beslissingen kenbaar worden gemaakt moet zorgen voor meer uniformiteit.
Er wordt dus aan onze balie niet met de zweep geslagen als het niet nodig is en anderzijds blijkt duidelijk uit de cijfers dat er wel met de nodige gestrengheid wordt opgetreden als er inbreuken worden vastgesteld. Dit is terecht, immers strenge straffen zijn noodzakelijk om het vertrouwen in de advocatuur te behouden maar anderzijds treft een sanctie mogelijk de advocaat hard: geen dossiers, geen inkomsten of minstens een stevige deuk in de reputatie.
Deontologische problemen kunnen ook vermeden worden. Naast de hoger aangehaalde tuchtdatabank stelt de OVB ook de Codex Deontologie voor Advocaten digitaal ter beschikking evenals de adviezen omtrent deze deontologie die eenvoudig raadpleegbaar zijn voor elke advocaat en die kunnen gelezen worden als leidraad bij de Codex zelf.
Tuchtuitspraken: van vermaning tot schorsing
Bij de dossiers die wél voor de tuchtraad kwamen, zien we het klassieke spectrum van sancties: waarschuwing, berispingen, schorsingen, schrapping,…
Opvallend is dat inbreuken rond (derden)gelden nog altijd streng worden bestraft. Het vertrouwen van cliënt en samenleving laat daar geen grijze zone toe.
Doorlooptijd: traag blijft traag
Een ander pijnpunt volgens het verslag: de looptijd van onderzoeken en procedures. Het verslag toont aan dat veel dossiers maanden, soms meer dan een jaar aanslepen.
Dat is belastend, zowel voor klager als voor advocaat. Snellere doorlooptijden moeten dus hoog op de agenda staan. Echter, we weten allemaal als advocaat uit onze eigen praktijk dat dit niet zonder meer eenvoudig is. Elke partij in een tuchtdossier moet gehoord worden en standpunten moeten vervolgens opnieuw worden voorgelegd aan de betrokken partijen. Snellere besluitvorming mag ook niet tot lichtzinnigheid leiden inzake beslissingen zeker, wat hoger al werd aangehaald, gezien de mogelijke gevolgen bij een sanctie.
Slot: spiegel voor onze balie
Zijn wij een brave balie?
De cijfers tonen vooral dat nalatigheid en vergetelheid ons vaker parten spelen dan moedwillige inbreuken.
Misschien is dat geruststellend. Maar tegelijk moeten we erkennen: wie struikelt over permanente vorming of een slordige administratie, komt evengoed in de statistieken terecht.
Deontologie voelt voor advocaten soms aan als een rem of een last, maar in werkelijkheid is ze een bescherming: ze geeft houvast, beschermt ons tegen risico’s en maakt dat we ons beroep met meer vertrouwen en duidelijkheid kunnen uitoefenen.
Een beetje braver mag dus altijd.
Dries Lowyck
Advocaat en juridisch stafmedewerker
Reactie toevoegen